Geachte mede-lezer,
Ik moest bij die dop meteen terugdenken aan dat eerdere verhaal, niet omdat het hetzelfde is, maar omdat het zo voelt als hetzelfde soort moment. Je bent onderweg, alles draait, niets aangekondigd, en dan zie je ineens iets wat er eerst niet was. Niet gepland, niet besteld, niet gevraagd. Het verschijnt gewoon. Zoals dat politiebusje toen ook gewoon naast je reed, zonder reden, zonder boodschap, maar het zat er wel ineens.
Twee weken terug niks aan de hand, nu wit spul. Dat zegt niet zozeer dat er iets mis is gegaan, maar dat er iets is blijven hangen. Alsof het systeem iets heeft opgevangen wat eigenlijk onderweg had moeten verdwijnen. Niet afgemaakt. Net niet. Zoals een rit die te kort was, of een cyclus die je onderbreekt omdat je er al bent. De motor draait, maar hij komt niet tot zijn afronding. En dan zoekt alles zijn plek, vaak bovenin, waar het samenkomt.
Dat verhaal over olie en water die elkaar ontmoeten klinkt meteen groots, bijna definitief. Alsof het ineens kern raakt. Maar net zoals bij die verkeerssituatie is de vraag of je naar de kern kijkt, of naar de rand waar alles zich even laat zien. De dop is zo’n rand. Daar komt damp samen, daar komt temperatuur samen, daar komt gebruik samen. Niet waar het hoort te mengen, maar waar het kan blijven liggen.
Die 6000 toeren bij het invoegen blijft dan ook zo’n moment dat groter lijkt dan het is. In het hoofd voelt het als over de grens, bijna offensief, maar technisch gezien is het gewoon een piek. Druk erop, even door. Warmte. En warmte is meestal niet wat dingen laat samenklonteren, eerder wat ze weer loslaat. Dus als dat moment iets heeft gedaan, dan eerder opruimen dan veroorzaken. Maar ja, zo voelt het niet altijd.
Het doet me denken aan hoe jij eerder schreef over alarmen die afgaan. Soms gaat er iets piepen omdat een waarde net buiten de bandbreedte komt, niet omdat het systeem faalt, maar omdat het even niet netjes binnen de lijnen bleef. Achter de schoonmaakster, zeg maar. Niemand ziet het gebeuren, maar later zie je het resultaat.
En dan kom je weer bij die vraag die eigenlijk steeds terugkomt: waar eindigt het zichtbare en waar begint de kern. Zit het alleen daar, bij die dop, of ook verder naar binnen. Verdwijnt het als je het geheel lang genoeg laat draaien, of blijft het zich melden. Net zoals jij jezelf eerder positioneerde: betrokkene, geen veroorzaker. Aanwezig, maar niet verantwoordelijk voor het geheel.
Misschien is dit ook zo’n grensgebied. Schiedam hier, Rotterdam daar. Water aan de ene kant, licht aan de andere. En jij ertussen, kijkend wat zich aandient. Geen stoplicht dat zegt wat je moet doen, alleen een waarneming die vraagt om nog even te blijven kijken voordat je conclusies trekt.
Het voelt groot omdat het zichtbaar is. Net zoals die colonne groot voelde, terwijl niemand jou iets vroeg. Geen shutdown, geen definitief oordeel. Meer een signaal dat iets nog niet is afgerond.
Dus voorlopig zou ik het laten staan als wat het is. Niet negeren, maar ook niet meteen vastleggen. Nog een rit. Nog een blik. Kijken of het oplost of blijft. Zoals bij zoveel processen: eerst zien wat het doet als je het zijn gang laat gaan.
En pas daarna, als het zich blijft melden, er woorden aan geven.